Tmara en T’ork schieten de herrezen Nemsis te hulp als de Duivel des Doods haar bedreigt. Deandrea en Brocq gaan op zoek naar de Gulden Geest in Oval-Çita. De Horde wordt aangevallen door de Talpidaes en sluit een pact met de Zuloes.Voormalige Discipelen van de LabSchepper mengen zich in de strijd als de machtige legers van het Pact der Waanzin en de Tovenaar van Carnishar het onneembaar geachte Maistro-Stad bestormen.Is de vriendschap tussen de jonge Oval-Lathanen bestand tegen de offers die gebracht moeten worden?En de LabSchepper ontwaakt, gereed voor zijn al meer dan een millennium geplande Zegening. En de Apocalyps voor de mensheid is daar…Tekstfagment, Hoofdstuk 1De herrijzenis van NemsisIk voel de paniek oplaaien. Het is aardedonker en ik kan mij niet bewegen. Waar ben ik? De rillingen van kou lopen over mijn lijf. Ik probeer op te staan, maar mijn spieren reageren niet. Wat doe ik hier? Pijnscheuten trekken door mijn hoofd en mijn ogen branden. Mijn armen en benen voelen zwaar als lood. Een kramp schiet door mijn nek, mijn hoofd vliegt omhoog en bonst ergens tegenaan. Voor de pijn tot mij doordringt, lijkt het als of er een miljoen naalden in mijn lijf worden gestoken. Ik wil gillen, maar er komt geen geluid over mijn lippen. Mijn mond is uitgedroogd en mijn tong is vastgeplakt aan mijn gehemelte. Wie ben ik? Mijn lijf begint te schokken van de krampen en de pijnscheuten. De pijn is ondraaglijk en ik voel mij weg glijden in de vergetelheid.Badend in het zweet kom ik door mijn eigen geschreeuw bij bewustzijn. Mijn lichaam vecht tegen krampen en pijn. Mijn rug trekt krom en strekt zich elke paar seconden. Mijn hoofd, armen en benen slaan heen en weer. Nieuwe pijnscheuten schieten door mijn hoofd als ik tracht mijn ogen te openen. Mijn oogleden lijken wel verkleefd aan mijn oogballen en verder dan een kier willen ze niet open. Het scherpe licht brandt in mijn pupillen en ik sla met mijn vuisten heen en weer. Overal om mij heen voel ik draden die aan mijn handen blijven haken. Ik probeer mij om te rollen en gil nog harder als daarbij stukken van mijn huid worden afgescheurd. Ik weet niet wat erger is, de angst of de pijn. Het kan me niet schelen ook, het is onhoudbaar.Ik moet bijna braken van pijn en misselijkheid, mijn maag trekt samen en ik voel een brandende pijn van binnen, maar er komt niets omhoog. Ik heb geen idee wat meer pijn doet, de trekkende pijn in mijn ingewanden of de krampen in mijn spieren. Het kan me ook niet schelen, beiden zijn onverdraaglijk. De tijd lijkt stil te staan, terwijl de ene na de andere pijngolf door mijn lijf trekt en mijn hoofd lijkt te exploderen van het gehamer en gebeuk onder mijn schedeldak.Ik dreig opnieuw het bewustzijn te verliezen, maar langzaam worden de stekende pijnen minder. Ik heb dit eerder meegemaakt, schiet het ineens door mijn hoofd, alleen veel minder heftig en maar kortdurend.‘Gaat het weer een beetje?’ Ik herkende de stem van Rolauth. Ik sloeg mijn ogen open die ik, al de tijd dat de pijn door mijn lijf heen schoot, dichtgeknepen hield. Mijn lichaam trilde nog na van de spierkrampen en ik had een barstende hoofdpijn. Zou er iets zijn misgegaan, dat ik nu al uit mijn cryogene slaap werd gehaald? Dat zou goed kunnen natuurlijk. Nog nooit had een dergelijk groot ruimteschip geprobeerd door een wormgat te gaan.Ondersteund door Rolauth en Neptus kwam ik overeind uit mijn cryogene capsule. De enorme ramen toonden de zwarte ruimte, onderbroken door het licht van de vele sterren. Het was een vertrouwd beeld voor mij. Jarenlang had ik onderzoek gedaan in het ruimtelaboratorium, terwijl de bouw gestaag vorderde van de armada van ruimteschepen, die ons van de Aarde naar onze nieuwe planeet moest gaan vervoerenDan viel mij iets op. Waar was de Aarde gebleven? Zag ik daar werkelijk een groengekleurde planeet en twee zonnen? Langzaam drong het tot mij door. Het was gelukt. We waren op onze eindbestemming.